In 2016 werd een groot maatschappelijk debat georganiseerd over de invulling van de nieuwe eindtermen. Parallel daarmee werd onderzoek gevoerd naar de mening van scholieren. Uit beide blijkt dat er een enorm draagvlak is voor meer burgerschap op school. Maar wat zijn de wensen precies? We zetten het op een rijtje.
Eind 2015 verklaarde minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) dat de eindtermen toe zijn aan een grondige opfrisbeurt. Ze kondigde meteen ook aan dat ze een maatschappelijk debat zou organiseren over de modernisering van die eindtermen. Met de resultaten van dat debat zou de politiek dan aan de slag kunnen gaan.
Dat maatschappelijk debat over de eindtermen kwam er begin 2016 inderdaad op initiatief van minister Crevits en het Vlaams Parlement via de grootscheepse campagne Van LeRensbelang?, die veel media-aandacht kreeg. De campagne bestond uit twee fasen en stelde het brede Vlaamse publiek de vraag wat tegenwoordig echt van ‘lerensbelang’ is (wat jongeren met andere woorden absoluut moeten leren op school) en wat de toekomstige eindtermen dus zeker moeten bevatten.
De mening van de burgers
De eerste fase van de campagne werd ‘De 50 dagen van het onderwijs’ genoemd en liep van begin februari 2016 tot eind maart 2016. Burgers werden toen aangespoord om al hun ideeën over de toekomstige eindtermen online te formuleren en te bediscussiëren via de speciaal daarvoor ontwikkelde website en via sociale media (vooral Twitter, #eindtermen).
In de tweede fase, april 2016, werden de ideeën geanalyseerd en in een tussentijds rapport verwerkt tot veertien inhoudelijke clusters. Daarna werden ‘De 5 nachten van het onderwijs’ georganiseerd – in iedere Vlaamse provincie één – om de discussie verder te zetten op basis van het tussentijds rapport.
Op 13 mei 2016 werd dit groot maatschappelijke debat, waar naar verluidt 19.000 mensen aan deelnamen, tot in het hart van onze democratie gebracht. Op die dag werd in het Vlaams Parlement het Onderwijsfestival georganiseerd, waar de resultaten van de volksraadpleging over de toekomstige eindtermen symbolisch overgedragen werden aan de politiek. De 750 aanwezigen, waarvan de helft scholieren, gingen er een laatste keer met elkaar én met parlementsleden in debat over de resultaten van de 50 dagen en de 5 nachten van het onderwijs.
Van filosofie tot participatie en actie
In juni 2016 verscheen het eindrapport van de hele campagne. Wie de veertien inhoudelijke clusters in dat eindrapport bekijkt, ziet meteen dat de vraag naar meer burgerschapsonderwijs sterk leeft in Vlaanderen. Minstens drie van de veertien clusters hebben er rechtstreeks mee te maken en een vierde cluster gaat er zelfs expliciet over:
- Sociale competenties (in het eindrapport voornamelijk uitgelegd als ‘kunnen omgaan met diversiteit en met andere meningen’),
- Kritisch en probleemoplossend denken (onder andere uitgelegd als ‘in vraag stellen wat er gebeurt’ en ‘leren argumenteren en debatteren’),
- Kennis van en omgaan met levensbeschouwelijke en ethische vraagstukken (uitgelegd als ‘het leren kennen van religies en wereldbeschouwingen’, daarnaast wordt ook verwezen naar ‘het belang van filosoferen en ethisch denken’),
- Kennis van en omgaan met politieke en maatschappelijke vraagstukken (hier wordt concreet verwezen naar de termen burgerschap en burgerzin).
Tijdens vier van de vijf ‘Nachten van het onderwijs’, waarin de verschillende clusters diepgaander bediscussieerd werden, bleek dat het publiek, wanneer het ging over de cluster Kennis van en omgaan met politieke en maatschappelijke vraagstukken, ook participatie, engagement en actie in de eindtermen wil opnemen. Daarnaast wordt verwacht dat op school rond mensenrechten, democratische waarden, omgaan met andere meningen en de balans tussen rechten en plichten wordt gewerkt.
Geen partijpolitiek
Wat wilde het publiek zeker niet? Dat de cluster over politieke en maatschappelijke vraagstukken gereduceerd wordt tot data en pure (feiten)kennis. En hij mag ook niet beperkt worden tot één vak, een vluchtige projectdag of een leerlingenraad louter voor de vorm. Ten slotte werd er uitdrukkelijk op gewezen dat partijpolitiek niet thuishoort op school en dus ook niet in die laatste cluster.
Tot zover de resultaten van het maatschappelijk debat over de inhoud van de toekomstige eindtermen, dat in 2016 georganiseerd werd in opdracht van onderwijsminister Hilde Crevits en het Vlaams Parlement.
De mening van scholieren
Parallel met dit maatschappelijk debat verrichtte de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), de officieel erkende spreekbuis van scholieren in Vlaanderen, begin 2016 een grootschalig onderzoek bij 17.000 leerlingen uit het secundair onderwijs, aan wie eveneens gevraagd werd wat elke jongere zou moeten leren op school en wat momenteel gemist wordt in de eindtermen.
Ook de resultaten van dat onderzoek werden op het Onderwijsfestival van 13 mei 2016 symbolisch overgedragen aan de politiek. Via het rapport ervan, dat eind augustus 2016 verscheen, krijgen we een overzicht van de onderwerpen waarover een brede consensus bestond bij de 17.000 scholieren. Die onderwerpen, die volgens de leerlingen dus veel meer aandacht moeten krijgen op school, werden netjes gegroepeerd in zes thematische hoofdstukken. Twee van die zes hoofdstukken hebben rechtstreeks met burgerschap te maken.
Samenwerken en dialogeren
In het ene hoofdstuk, getiteld ‘Verbonden met elkaar’, wordt de school omschreven als een ideaal laboratorium om te leren omgaan met verschillen. Leerlingen geven erin te kennen dat ze op school sociale vaardigheden onder de knie willen krijgen en dat ze er willen leren samenleven en samenwerken.
In het andere hoofdstuk, ‘Met beide voeten in de wereld’, wordt een hele reeks elementen aangehaald die leerlingen willen leren op school en die allemaal met burgerschap te maken hebben. Zo geven leerlingen aan dat ze op school willen opsteken hoe ze geïnformeerde wereldburgers kunnen worden. Ze willen er ook kritisch leren denken, een eigen mening leren formuleren, filosoferen, dialogeren en meer te weten komen over andere religies en culturen. Maar ze willen vooral ook ontdekken wat de gelijkenissen tussen mensen zijn en door welke dingen we allemaal verbonden worden.
Leerlingen laten ook blijken dat ze graag één neutraal vak willen waarin alle levensbeschouwingen aan bod komen. Ze willen dat de politiek besproken wordt in de klas en dat maatschappelijke vraagstukken vanuit verschillende hoeken bekeken worden. Ze achten het belangrijk dat ze daarover in dialoog kunnen treden met hun medeleerlingen en dat hun eigen rol dus niet beperkt blijft tot luisteren naar de leerkracht.
Burgerschap via participatie
Het laatste deel van het hoofdstuk ‘Met beide voeten in de wereld’ wordt integraal gewijd aan ‘burgerschap via participatie’. Actief burgerschap wordt duidelijk erg waardevol geacht door de scholieren, maar kan volgens hen niet uit een boek geleerd worden. Daarom is het nodig om de principes van de democratie ook op school in de praktijk te brengen. Als we verwachten dat jongeren hun verantwoordelijkheid leren opnemen, mogen we niet twijfelen om hen die verantwoordelijkheid ook echt te geven en hen te betrekken bij de organisatie van het schoolgebeuren, aldus het rapport.
Daarom moet participatie volgens de scholieren een essentieel element worden in de nieuwe eindtermen, die garanties moeten bieden aan élke leerling. Competenties als kritisch denken en actief burgerschap zijn simpelweg te belangrijk om over te laten aan de goede wil van individuele scholen en leerkrachten. De eindtermen moeten bovendien levensechte ervaringen garanderen. Want leerlingen verlangen vandaag een sterke band tussen het klaslokaal en de maatschappij, zodat ze de dingen die ze leren ook echt kunnen toepassen en gebruiken, lezen we ten slotte.
***
Net zoals het brede maatschappelijk debat wijst dus ook het onderzoek van de Vlaamse Scholierenkoepel op een erg groot draagvlak voor meer burgerschapsonderwijs. En dat is minister van Onderwijs Hilde Crevits niet ontgaan. Wat zij daarover verklaarde in de media en wat de politici er nu mee doen in de praktijk analyseren we hier.